zaterdag 23 november 2024 11:12:24

Dag boekenliefhebber, je kan je hier AANMELDEN of REGISTREREN als nieuw lid...

biografie Stephen King

  • Stephen Edwin King
  • Amerikaans
  • zondag 21 september 1947 (77 jaar)
  • Portland, Maine, Verenigde Staten
  • http://www.stephenking.com/
 

Van Stephen Edwin King zijn er 43 boeken op Eric's Boekensite.

 

`It’s the story, not he who tells it.’
Deze bescheiden uitspraak staat op naam van Stephen King, toch de meest succesvolle schrijver van horrorliteratuur ter wereld.
Maar King had ooit reden bescheiden te zijn. Hij had een arme jeugd, woonde na zijn afstuderen in een stacaravan met vrouw en twee kinderen, had allerlei slecht betaalde baantjes en geen cent te makken, toen de Amerikaanse droom voor hem waarheid werd. Nu is King een begrip: zijn boeken komen in miljoenenoplagen uit, de rechten erop gaan voor recordbedragen over in andere handen, en van geen enkele andere nog levende schrijver zijn zoveel verhalen verfilmd.

Zijn productie is kolossaal: minimaal één boek per jaar. `Ik vond dat ik die verhalen moest vertellen,’ zegt hij zelf. `Het is een obsessie, die toevallig goed in de markt ligt.’ Is het leven van deze griezelgrootheid net zo’n succesverhaal?
Stephen Edwin King werd op 21 september 1947 geboren in Portland, Maine. Hij was de tweede zoon van Donald King en Nellie Ruth Pillsbury. David, zijn oudere broer, was twee jaar tevoren geadopteerd, omdat Nellie King te horen had gekregen dat ze geen kinderen zou kunnen krijgen. Stephens komst was dus in zekere zin een verrassing. Vader King liet zijn gezin twee jaar later in de steek, waarna nooit meer iets van hem is vernomen. King: `Het klassieke verhaal. Hij zei dat hij een pakje sigaretten ging halen en is nooit teruggekomen.’ Nellie King moest nu als alleenstaande vrouw twee kinderen opvoeden en was gedwongen te gaan werken. Een reeks baantjes volgde, waarbij het gezin het hele noordoosten van de Verenigde Staten afreisde. Uiteindelijk kwamen ze weer in Maine terecht. Nellie King nam de zorg voor haar ouders en grootouders op zich, waarvoor ze door andere familieleden betaald werd. King herinnert zich: `We droegen afdankertjes van onze neefjes, we gingen in bad bij een tante […], en van familie en vrienden kregen we eten toegestopt.’
King heeft zijn vader nooit meer gezien, behalve dan op oude films die hij en David bij toeval op zolder ontdekten. Toen ze eindelijk de projector aan de praat kregen, viel het allemaal vies tegen: `Zeegezichten en beelden van zeemannen. Mijn vader zat tijdens de oorlog bij de koopvaardij, vandaar. Plotseling sprong David op en riep: “Dat is hem! Dat is papa!” En daar stond-ie dan, tegen de reling van het schip. Kennelijk had hij de camera aan een ander gegeven. Hij hief zijn hand op en lachte, zwaaiend naar zijn twee zoons die toen nog niet geboren waren.’
Of het weglopen van zijn vader enige invloed op zijn latere schrijverschap heeft gehad, betwijfelt King. Niettemin blijkt de appel niet ver van de boom te zijn gevallen, want ook Pa King had ooit verhalen geschreven en -tevergeefs- geprobeerd te verkopen. Van grotere invloed tijdens Stephens jeugd waren de verhalen die zijn moeder voorlas, zowel de stichtelijke (de Kings waren Methodisten) als de spannende detectives. Een zeer belangrijke rol speelden verder de hoorspelen op de radio, waarvoor de jonge Stephen zijn bed uitkroop om stiekem aan de kamerdeur te luisteren.
Zo begon het griezelen langzaam de psyche van King in bezit te nemen. Hij ging soms naar de bioscoop, zonder dat zijn moeder het wist. De eerste film die King zich herinnert, is The Creature from the Black Lagoon (1954). Hier kwam een monster in voor, en hoewel Stephen doorhad dat het een man in een pak was, ging hij er toch in op. Tot hij op een gegeven moment de rits over de rug van het pak zag lopen. Toen was de betovering verbroken.
Het was ook in de bioscoop dat voor King de link werd gelegd tussen werkelijkheid en horror, een van de thema’s in zijn boeken. In oktober 1957 lanceerden de Russen de Spoetnik en bleven de Amerikanen voor in de verovering van de ruimte. De tienjarige Stephen zat naar Earth vs. the Flying Saucers te kijken toen plotseling het beeld wegviel, de lichten aangingen en de bedrijfsleider het toneel opkwam om dit voor de van zelfvertrouwen overlopende Amerikaanse jeugd toch schokkende nieuws te vertellen. King vertelt hierover: `Ik wil niet zeggen dat de Russen me zo’n enorm trauma bezorgden dat ik wel horror moest gaan schrijven. Nee, ik probeer gewoon duidelijk te maken dat ik op dat moment een bruikbare relatie zag tussen fantasie en dat wat de tijdschriften actualiteit noemden.’
Met de ontdekking van een doos serieuze horrorliteratuur, waaronder verhalen van H.P. Lovecraft, bij zijn oom en tante op zolder, werd de basis voor zijn latere boeken definitief gelegd. Wat Stephen eveneens ontdekte, was de griezelstrip. Deze comics werden zijn favoriete leesvoer, al moest hij ze voor zijn moeder verborgen houden. En hij begon een – ook geheim – plakboek bij te houden over een seriemoordenaar, die de Amerikaanse gemoederen een tijd bezighield. Zo ondervond King dat horror niet ver van de mensen af hoeft te staan, zoals in de meeste griezelromans die hij las.
Hij kreeg een oude schrijfmachine, zo een waar sommige letters uit verdwenen waren. En met het stencilapparaat van zijn broer beschikte hij eindelijk over de middelen om zijn verhalen – hij schreef al vanaf zijn zevende – aan een groter publiek bekend te maken. `Ik kocht een riem schrijfmachinepapier en een nietmachine en nietjes en drukte ongeveer 250 exemplaren van een verhaal van 12 pagina’s af. Ik zette er een prijs op en nam ze mee naar school om ze aan mijn klasgenoten te verkopen. Ik stond versteld: in drie dagen was ik er een stuk of zeventig kwijt! En ik hield er nog geld aan over ook. Dat was mijn eerste kennismaking met het bestsellerschap.’
In 1965 lukte dat voor het eerst. Een blad voor fans van comics publiceerde zijn `I Was a Teenage Grave Robber’, duidelijk geënt op films als I Was a Teenage Frankenstein en I Was a Teenage Werewolf. Tijdens zijn middelbare-schoolperiode voltooide hij ook zijn eerste manuscript van romanlengte, over de overlevenden van een kernoorlog. En met een vriend bracht hij in eigen beheer de gestencilde bundel People, Places, and Things Volume I uit: extreem korte en weinig originele verhalen.
In 1966 deed King eindexamen en in de daaropvolgende zomer werkte hij aan een project dat al lang in hem sluimerde: een psychologische roman, onder de voorlopige titel Getting It On, over een scholier die zijn klasgenoten een tijdlang gegijzeld houdt. Intussen begon Stephen King aan een nieuwe etappe in zijn leven: dat van beursstudent aan de Universiteit van Maine.
Hier, weg van zijn moeder, werd King bevangen door de geest van de jaren zestig. Vietnam, de burgerrechtenbeweging, een radicaal veranderend wereldbeeld, het had allemaal invloed op King. En wellicht belangrijker nog: zijn literaire inspanningen vonden er hun definitieve vorm.
Een van de vakken die King volgde, was creatief schrijven. Kings docenten hadden zijn talent al snel in de gaten en stimuleerden hem het te ontwikkelen. In de zomer van 1967 schreef King het korte verhaal `The Glass Floor’. Hij verkocht het aan een in detectives en vreemde verhalen gespecialiseerd tijdschrift. Ook voltooide hij De marathon, een verhaal met romanlengte dat hij instuurde naar een wedstrijd voor debuterende schrijvers, maar met een bedankbriefje weer terugkreeg. Niettemin spoorden zijn docenten hem aan het naar uitgevers te sturen, zonder succes trouwens.
Hij verhuisde naar een flatje in Orono, waar hij begon aan een zeer lange fantasyroman, De donkere toren, dat echter nog vele jaren op verschijning moest wachten. Intussen was het hem nog niet gelukt een aanstelling als leerkracht te vinden en hield hij zich in leven met baantjes bij een wasserij en een benzinestation. Bovendien bleef hij verhalen insturen, waarbij hij met `Ratten’ voor het eerst in een landelijk blad verscheen. Deze aanvulling op zijn inkomsten was noodzakelijk, omdat hij op 2 januari 1971 in het huwelijk was getreden met Tabitha Spruce, die nog vierdejaars student was. Ook zij kon met haar graad geen werk als historica vinden en was aldus gedwongen als serveerster te gaan werken, precies zoals King al voorspeld had toen ze elkaar ontmoetten. In de avonduren schreef hij zijn verhalen. Hij voltooide eindelijk Getting It On, dat hij opstuurde naar uitgeverij Doubleday. Bill Thompson van Doubleday was redelijk enthousiast, maar besloot het toch niet in het fonds op te nemen. Deze afwijzing kwam bij King hard aan, omdat `ik al zo buitengewoon lang hoop had gekoesterd en het manuscript volgens hun aanwijzingen had bijgewerkt zodat ze het zouden accepteren’. Toen hij daarop een aanstelling als leraar Engels kon krijgen op de middelbare school waar hij als stagiair al had lesgegeven, nam hij die dan ook zonder aarzelen aan.
Stephen en Tabitha betrokken een trailer even buiten Hermon, waar zij zo goed en kwaad als dat ging hun eerste kind, Naomi, probeerden op te voeden. Daar, in het kamertje waar de verwarmingsketel stond, schreef King, een tafelblad en een schrijfmachine balancerend op zijn schoot, verder, nu aan Vlucht naar de top. Maar ook dit werk kon geen genade vinden in de ogen van Doubleday. De financiële situatie van de Kings begon nu wel heel nijpend te worden. Er had zich een tweede kind, Joe, aangediend en Tabitha moest goochelen met de rekeningen. `We leefden van de hand in de tand. De kinderen droegen tweedehands kleren die we van vrienden en familie hadden gekregen, onze oude rammelende Buick liep op zijn eindje en op het laatst moest zelfs onze telefoon worden afgesloten.’ Bovendien begon King, die zijn carrière als schrijver al op dood spoor zag aangeland, te drinken, wat de huwelijkse verhoudingen geen goed deed. Ook zijn creativiteit werd aangetast: er wilden geen ideeën voor korte of lange verhalen in hem opkomen. Uit pure ellende begon hij een kort verhaal, `Carrie’, waar hij de voorafgaande zomer mee had gestoeid, te herzien. Na wat vruchteloze pogingen gooide King het werk gefrustreerd in de prullenbak. Tabitha viste het er weer uit en spoorde hem aan ermee verder te gaan. Omdat hij het oordeel van zijn vrouw vertrouwde, deed hij dat. Het verhaal groeide aan tot 25.000 woorden, te lang voor een kort verhaal, te kort voor een novelle. Naar analogie van John Dos Passos voegde King er nog wat verzonnen artikelen uit kranten en andere publikaties aan toe, om het verhaal langer te maken en waarheidsgetrouw te doen lijken. Eind 1972 was het af. `Mijn weloverwogen mening was dat ik de grootste sof aller tijden had geschreven,’ herinnert King zich.
Bij Doubleday dachten ze daar anders over. Na wat aanpassingen kon Carrie de toets der kritiek doorstaan. King werd uitgenodigd naar New York te komen, waar hem werd verteld dat zijn boek mogelijk zou worden uitgegeven. Bij terugkomst had Stephen weer genoeg inspiratie om een volgend werk af te maken, Blaze, over de ontvoering van een kind. Ook dit verhaal is nooit voorbij het manuscriptstadium gekomen. Verder begon hij aan een nieuwe roman, Second Coming. Het idee hiervoor was geboren op school, waar hij Bram Stokers Dracula behandelde. In een gesprek met zijn vrouw en een oude vriend werd de vraag gesteld wat er zou gebeuren als de graaf opnieuw zijn opwachting zou maken, niet in Londen dit keer, maar in het landelijke Maine. Daar zijn, zoals gezegd, zo veel afgelegen plaatsjes dat letterlijk alles er zou kunnen gebeuren zonder dat de buitenwereld het in de gaten heeft. Zo ontstond Bezeten stad. Daar kwam nog bij dat het schrijven hem in ieder geval even zijn financiële problemen deed vergeten.
In maart 1973 ontving het gezin King een telegram met het nieuws dat Carrie uitgegeven zou worden. Een voorschot van $ 2.500 begeleidde het goede bericht. Op moederdag belde Bill Thompson op om te zeggen dat de rechten voor de paperbackversie waren verkocht voor $ 400.000, waarvan King de helft zou ontvangen. Om het te vieren, `ging ik de stad in om iets leuks voor Tabby te kopen. Maar dan zou ik oversteken en worden doodgereden door een of andere dronkaard, wat de relativiteit van alles maar weer zou aantonen. Uiteindelijk kocht ik een föhn van 29 dollar voor haar. Maar ik keek wel naar links en naar rechts bij het oversteken.’ Aan de andere kant van het spectrum stond een persoonlijke tragedie. Kings moeder overleed dat voorjaar, maar ze had nog net mogen meemaken dat haar zoon succes had als schrijver.
Het duurde enige tijd voor Carrie door pers en publiek werd opgemerkt. Van de eerste editie werden 13.000 exemplaren verkocht, niet slecht voor een onbekend auteur. Het boek begon pas echt te lopen toen United Artists de filmrechten kocht en Brian de Palma er in 1975 een film van maakte, met Sissy Spacek in de hoofdrol. De film werd een enorm succes en stuwde de verkoop van de paperback naar 2.500.000 exemplaren.
Sindsdien is het in sneltreinvaart gegaan. Achtereenvolgens verschenen De Satanskinderen (een verzamelbundel met korte verhalen), De beproeving, Dodelijk dilemma, Ogen van vuur, Cujo en nog veel meer, zo’n twee titels per jaar. De meeste boeken en veel van zijn verhalen zijn met wisselend succes verfilmd en op een gegeven moment schreef Stephen King geschiedenis door als eerste schrijver met drie werken tegelijkertijd in de bestsellerslijsten te staan. Criticasters verwijten King wel aan literaire diarree te lijden, dat hij zelfs zijn boodschappenlijstje zou kunnen verkopen. En het moet gezegd: Kings produktie is fenomenaal. Maar hij schrijft dan ook 361 dagen per jaar; alleen op Onafhankelijkheidsdag, zijn verjaardag, op eerste paasdag en eerste kerstdag laat hij zijn tekstverwerker uit. Op alle andere dagen werkt hij plichtsgetrouw een vast aantal uren per dag. King wijt dit aan zijn methodistische opvoeding, waarin nietsdoen als een zonde werd beschouwd. Maar goed, op zeker moment rees het idee ook zijn tot dan toe ongepubliceerde werk uit te brengen. In de uitgeverswereld heerste de gedachte dat het publiek van een schrijver maar één nieuwe roman per jaar aankon.
Nu had King die premisse al aangetast, want hij had er al een paar jaar een gemiddelde van twee bestsellers per jaar opzitten. In 1984, bijvoorbeeld, stonden De talisman en Duistere krachten op stapel, lagen Het, Ogen van de draak, De gloed en De vervloeking al voor uitgave gereed en waren andere projecten onderweg. In 1977, toen King een uitgever zocht voor verhalen die hij nog in zijn bureaulade had liggen, speelde dat echter nog niet. Toch wilde zijn toenmalige uitgever er niet aan, zodat King naar {kk}nal{ekk} stapte. Om de druk wat te verlichten werd het pseudoniem Richard Bachman verzonnen. Zo kon eindelijk Getting It On uitkomen, maar nu onder de titel Rage (Razernij). In de volgende jaren verschenen ook nog De marathon, Werk in uitvoering en Vlucht naar de top. Goed verkopen deden ze niet, voornamelijk omdat er aan promotie weinig aandacht werd besteed. Bachman was immers een onbeduidend auteur, voor wie een tragische biografie werd verzonnen. Toch kwamen er bij de uitgeverij en bij King zelf brieven binnen van fans die meenden dat Bachman King was. King deed wat hij moest doen: liegen. Omdat dit gerucht echter steeds hardnekkiger werd, stierf Richard Bachman in 1982 aan een hersentumor. Maar in 1984 wilde King graag De vervloeking uitgegeven hebben. Zijn uitgever wilde er niet aan, dus stond Bachman uit de dood op.
De Bachman-boeken beantwoordden eens en voor altijd de vraag of Stephen King ook iets anders dan horror kon schrijven. Mensen die het werk van King door de jaren heen gevolgd hebben, weten dat dit inderdaad het geval is. Titels als Dodelijk dilemma, De beproeving, Dolores Claiborne en de serie De donkere toren kun je moeilijk onder de noemer `horror’ laten vallen. De verhalen in 4 seizoenen zijn, met uitzondering wellicht van `De ademhalingsmethode’, evenmin als horror aan te merken. Verder is Ogen van de draak een kindervertelling en zet King in Danse macabre zijn visie op horror uiteen, waarbij hij ingaat op de vraag waarom mensen zich graag bang laten maken, door boeken dan wel films. Het is binnen dit bestek onmogelijk op iedere titel afzonderlijk in te gaan, maar wat wel duidelijk naar voren komt uit Kings oeuvre, is dat vreselijke dingen de meest normale mensen kunnen overkomen. King hanteert een luchtige, lekker bij de lezer in het `gehoor’ liggende stijl, die hij zelf ooit heeft omschreven als `het literaire equivalent van een Big Mac en een grote portie frites’.
Overigens heeft King wel meer uitstapjes buiten zijn vertrouwde wereld van het buitengewone gemaakt. Omdat hij ontevreden was met bepaalde verfilmingen van zijn verhalen (zoals `Children of the Corn’ en `Firestarter’), heeft hij zelf een aantal scripts geschreven. In één geval – `Maximum Overdrive’ – heeft King zelf de regie ter hand genomen en zich daarbij naar eigen zeggen `heerlijk kunnen uitleven’. In verscheidene van de films die naar zijn boeken zijn gemaakt, verschijnt King trouwens ook zelf. Zo speelde hij een simpele boer in `Creepshow’ en had hij bijrolletjes in een aantal andere verfilmingen, waaronder `Cat’s Eye’ en `Pet Sematary’.
Vandaag de dag gaat het Stephen King voor de wind. Vanuit zijn Victoriaanse landhuis in Bangor, Maine, verspreiden zich nog steeds met grote regelmaat boeken van zijn hand over de wereld. De filmrechten zijn zo mogelijk al verkocht nog voordat de titel bekend is. Het Amerikaanse weekblad `People Weekly’ schaarde King onder de twintig personen die het aanzicht van de jaren tachtig bepaalden.
Het begon allemaal met Carrie, en nu -zo’n 25 jaar en 35 boeken later – kan King ons nog steeds verrassen. Het gaat om het verhaal, niet om de verteller, zegt King. Maar in dit geval verdient de verteller zeker de eer die hem toekomt.

 
 

Nieuwste Auteurs

Er zijn geen bezoekers, geen leden en 2 aliens online.

copyright © 2003 - 2024 ERIC'S BOEKENSITE